NTFR 2018/1764: Commentaar bij Gerechtshof Den Haag 1 mei 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1192

Door: mr. G. van Dam

Commissionair ten onrechte belastingplichtige voor de accijns

Een Luxemburgse SA, zustermaatschappij van belanghebbende, is eigenaresse van een motortankschip. Het schip beschikt over twee bunkertanks ten behoeve van gasolie voor de voortstuwing van het schip. Belanghebbende treedt op als vervoerscommissionair die contracten voor het vervoer voor goederen afsluit in eigen naam maar het vervoer zelf door derden laat uitvoeren. In deze hoedanigheid heeft belanghebbende de SA, ten tijde van de in geschil zijnde periode, ingehuurd om gasolie te vervoeren. Tijdens een controle is geconstateerd dat de inhoud van de twee bunkertanks van het schip niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling van accijns. In geschil is of de ter zake opgelegde naheffingsaanslagen terecht (aan belanghebbende) zijn opgelegd. Het hof beslist dat de inspecteur onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt om te kunnen oordelen dat belanghebbende dient te worden aangemerkt als belastingplichtige in de zin van art. 2, lid 1, aanhef en letter b, WA. Belanghebbende is geen eigenaar van het schip en is evenmin als exploitant van het schip aan te merken. Voorts brengt de omstandigheid dat belanghebbende in haar rol van commissionair de SA heeft ingehuurd voor het feitelijke vervoer, niet mee dat belanghebbende voor het transport dient te worden aangemerkt als (mede) exploitant van het schip. Belanghebbende is dan ook ten onrechte aangemerkt als belastingplichtige. (Hoger beroep gegrond.)

Lees de gehele uitspraak en het commentaar hier.